- tegen
- tegen1{{/term}}〈bijwoord〉1 contre♦voorbeelden:1 zijn stem tegen uitbrengen • voter contre〈zelfstandig〉 alles heeft zijn voor en tegen • il y a du pour et du contre à toute chose〈zelfstandig〉 er zijn voors en tegens • il y a des pour et des contrewind en stroom waren ons tegen • le vent et le courant nous étaient contrairesergens iets (op) tegen hebben • avoir qc. contre qc.iemand tegen hebben • avoir qn. comme ennemiiedereen was tegen • tout le monde était contreergens tegen zijn • être contre qc.¶ (zich) iets tegen eten • manger qc. jusqu'au dégoût————————tegen2{{/term}}〈voorzetsel〉1 [algemeen]contre2 [jegens] envers3 [in strijd met] contraire à4 [kort vóór] vers5 [in ruil voor] moyennant6 [Algemeen Zuid-Nederlands][in de buurt van] près de♦voorbeelden:1 tegen een boom plassen • faire pipi contre un arbreeen middel tegen de koorts • un remède contre la fièvretegen een muur opklimmen • escalader un murtegen de wind in fietsen • pédaler contre le venthebt u er iets (op) tegen? • y voyez-vous un inconvénient?zij heeft iets tegen hem • elle a qc. contre luiiets tegen iemand zeggen • dire qc. à qn.〈bij weddenschap, kansrekening〉 tien tegen één • dix contre un2 vriendelijk tegen iemand zijn • être gentil avec qn.3 tegen de gewoonte • contrairement à l'habitudedat is tegen de wet • c'est contraire à la loi4 tegen het einde van het boek • vers la fin du livrehet is tegen elven • il est près de onze heurestegen Pasen • aux environs de Pâqueshij is tegen elf uur gekomen • il est venu vers onze heurestegen dat hij thuiskomt • juste avant qu'il (ne) rentre5 tegen betaling van • moyennanteen lening tegen 7,5 % (rente) • un emprunt à 7,5 %
Deens-Russisch woordenboek. 2015.